In de prachtige eindspelboeken van Chéron staat ook een hoofdstuk over de strijd tussen de koning+pionnen en koning+paard. De eerste studie die erin staat is al meteen een juweeltje. Wit speelt en wint, en zoals de grote Cruyff het placht te zetten: wat de kop van dit artikel betekent, ga je pas zien als je het doorhebt. Zwart zou zich kunnen redden door met zijn paard veld b8 te bereiken vóórdat de witte koning het kan afdekken. De vraag is op welke ingenieuze manier wit kan verhinderen dat het paard daar aankomt!

Uit Chéron Lehr- und Handbuch der Endspiele, deel 2 2e druk, studie nr 804

Wit: Kc4, pionnen b6 en g2
Zwart: Kf4, Pg4
Wit speelt en wint
Henri Rinck, Basler Nachrichten 20-2-1937

 

Frank Hoogenboom

Vorige week liet ik een studie uit deel 2 van het Lehr- und Handbuch der Endspiele van André Chéron zien. Opmerkelijk is dat ik in het boek niet heb kunnen vinden wie de componist van deze studie is. Maar de vraag was dus: waarom wint Kb4 niet en wat wint er wél? Hieronder het antwoord.

 

Vorige week stelde ik twee vragen over een oude partij die ik van mezelf terugvond met een analyse erbij waarmee ik had proberen te bewijzen dat het pionneneindspel voor mij gewonnen was geweest. Hieronder de hele partij met mijn analyse van destijds en het antwoord op de twee vragen. 
De computer ziet natuurlijk meteen de zet die me destijds op de pijnbank had doen belanden, maar iets meer moeite heeft hij om toe te geven dat het pionneneindspel eigenlijk gewoon remise was... Hij blijft maar een score van +2 geven, terwijl hij de zetten herhaalt... Maar goed, wat ik van deze analyse weer geleerd heb is: zo'n pionneneindspel waarin de bovenliggende partij wel een pion meer heeft maar die pion een dubbelpion is, zal vaak remise zijn als de onderliggende partij maar kan verhinderen dat de tegenpartij binnendringt. DIt zal overigens de reden zijn dat ik over dit soort eindspelen nauwelijks iets terugvind in de eindspelboeken die ik heb (dus ook niet bij Chéron).

Vandaag is het kandidatentoernooi in Jekatarinenburg hervat. Heerlijk om dat weer te volgen via internet, rechtstreeks of in de dagbeschouwing van Stefan Kuipers via Schaken.nl of het twitchkanaal van de KNSB.
Ik gebruik de maandagavond die nu vrijvalt doordat we elkaar niet kunnen ontmoeten, om in de eindspelencyclopedie van André Chéron weer zo'n pareltje op te zoeken. Vandaag kijken we weer naar de ondoorgrondelijke wegen van het paard:

 

Deze stelling, nummer 802 uit het genoemde boek, is verrassend genoeg gewonnen voor wit, ongeacht wie er begint! Volgende week geef ik de oplossing, voor nu 2 hints: 1. Kb4 wint níet en 2. zwart kán mat in de hoek!

 

Frank Hoogenboom

Wat doet een man als hij weinig heeft met on-lineschaken en geen zin meer heeft om in openingstheorie te kijken, problemen te componeren of eindspelstudies te bestuderen? Hij begint plotseling het mat van K+P+L tegen K-alleen te oefenen! Nu wist ik wel dat er ergens een bijzonder moment in dat mat zit: de K-alleen lijkt te gaan ontsnappen naar de hoek van de andere kleur dan de loper, maar wordt door een mooie manoeuvre van het paard teruggedreven. Laat ik die eens opzoeken, dacht ik bij mezelf, en ik pakte er het mooie boek "Het eindspel 1" van de nooit voltooide serie van Euwe en Donner bij (voor de goede orde: de grote Max Euwe had de serie in eerste instantie gemaakt en Donner was aan een revisie begonnen, maar had deze nooit kunnen afmaken). Mijn oog viel op een blaadje dat voorin het boek zat. Op dat blaadje stond een - evenmin voltooide - analyse van het eindspel dat ik in maart 1976 in Soesterberg speelde tegen een zekere Van Vliet. In die tijd was ik lid van schaakclub Zeist en speelde ik met het vierde team tegen Soesterberg. Het eindspel had ik gewonnen. Maar eerst maar eens hoe het was ontstaan. Zie onderstaande stelling. 

Dat ging soepel, zou je dan zeggen, maar nu heb ik toch twee vragen:

1. Wat had wit beter kunnen doen dan 31. Txe5?
2. Is het pionneneindspel nu werkelijk gewonnen of had wit anders kúnnen spelen?

Volgende week kom ik daarop terug.

Frank Hoogenboom